Het maatobject
Werkwoorden die een vorm van meten uitdrukken, worden gevolgd door een zinsdeel dat de hoeveelheid of de maat bepaalt (grootte en eenheid).
Dat zinsdeel noemen we een maatobject (mo).
Maatobjecten vind je terug bij werkwoorden als kosten, wegen, duren, meten, tellen …
Verwar een maatobject niet met een lijdend voorwerp. Een lijdend voorwerp beantwoordt een andere vraag dan een maatobject.
Dat zinsdeel noemen we een maatobject (mo).
- De zetel kost 300 euro.
- Een voetbalterrein meet ongeveer 50 bij 100 meter.
Maatobjecten vind je terug bij werkwoorden als kosten, wegen, duren, meten, tellen …
Verwar een maatobject niet met een lijdend voorwerp. Een lijdend voorwerp beantwoordt een andere vraag dan een maatobject.
- De zetel kost 300 euro.
- *wie/wat + wwg + o ?
- hoeveel + wwg + o ?