Het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
Onderstreep het gezegde en duid aan of het om een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde gaat.
Januari bracht dit jaar veel regen.
Het spatbord was snel gerepareerd.
Hoelang is hij al populair?
Uiteindelijk is ook hij volwassen geworden.
We hebben voor het reisje een jaar gespaard.
De koploper leed een grote nederlaag.
Hij las het verslag aan het begin van de vergadering voor.
Het bouwen van die brug was niet gemakkelijk.
Het blussen van de brand duurde uren.
Wanneer knap jij die fiets eens op?
Deze oplossing lijkt mij erg goed.
Zij is vroeger een uitstekende schaatsster geweest.
Waarom hebben jullie hem dat niet verteld?
Volgens de minister blijft de hulp noodzakelijk.
Januari bracht dit jaar veel regen.
Het spatbord was snel gerepareerd.
Hoelang is hij al populair?
Uiteindelijk is ook hij volwassen geworden.
We hebben voor het reisje een jaar gespaard.
De koploper leed een grote nederlaag.
Hij las het verslag aan het begin van de vergadering voor.
Het bouwen van die brug was niet gemakkelijk.
Het blussen van de brand duurde uren.
Wanneer knap jij die fiets eens op?
Deze oplossing lijkt mij erg goed.
Zij is vroeger een uitstekende schaatsster geweest.
Waarom hebben jullie hem dat niet verteld?
Volgens de minister blijft de hulp noodzakelijk.