De niet-werkwoordelijke aanvulling
Onderstreep in onderstaande zinnen de niet-werkwoordelijke aanvulling en benoem die.
De hond loopt altijd voor zijn baasje uit.
Hij heeft zich nog nooit ergens voor geschaamd.
Mijn neef zet graag de bloemetjes buiten.
Hij braakte de vieze smurrie weer uit.
De zangeres toonde zich na al die jaren eindelijk weer aan het grote publiek.
Hij sjoemelde. Dat staat als een paal boven water.
De hond loopt altijd voor zijn baasje uit.
Hij heeft zich nog nooit ergens voor geschaamd.
Mijn neef zet graag de bloemetjes buiten.
Hij braakte de vieze smurrie weer uit.
De zangeres toonde zich na al die jaren eindelijk weer aan het grote publiek.
Hij sjoemelde. Dat staat als een paal boven water.