Het richtingsobject
Onderstreep in onderstaande zinnen het richtingsobject.
Pa zal me morgen naar school brengen.
Na de lessen rep ik me naar de muziekschool.
Het jongetje nam de koekjestrommel uit de kast en stak die onder zijn trui.
Hij stuurt aan zijn vriendin een e-mail.
Hij werpt haar een kushandje toe.
Het vliegtuig vloog met zijn passagiers naar het zonnige zuiden.
Uit de kelder steeg een muffe geur op.
Pa zal me morgen naar school brengen.
Na de lessen rep ik me naar de muziekschool.
Het jongetje nam de koekjestrommel uit de kast en stak die onder zijn trui.
Hij stuurt aan zijn vriendin een e-mail.
Hij werpt haar een kushandje toe.
Het vliegtuig vloog met zijn passagiers naar het zonnige zuiden.
Uit de kelder steeg een muffe geur op.