Open plaatsen
Om te weten hoeveel noodzakelijke zinsdelen je nog moet zoeken in een zin (objecten), kan je proberen te achterhalen hoeveel 'open plaatsen' er bij je hoofdwerkwoord zijn.
Sommige werkwoorden, zoals ‘wandelen’, hebben maar één open plaats, namelijk het onderwerp.
Andere werkwoorden, zoals ‘ontmoeten’, hebben twee open plaatsen. Je moet meedelen dat iemand ontmoet, maar je moet ook meedelen wie iemand ontmoet (ww = iemand ontmoeten)
Bij werkwoorden als ‘geven’ moeten we drie open plaatsen invullen (ww = iets aan iemand geven). Het is echter mogelijk om in specifieke communicatieve situaties een open plaats leeg te laten.
Sommige werkwoorden (die met het onpersoonlijke karakter van de natuur te maken hebben) hebben geen open plaatsen. Het onderwerp ‘het’ is hier een ‘loos onderwerp’.
Sommige werkwoorden, zoals ‘wandelen’, hebben maar één open plaats, namelijk het onderwerp.
- Hij wandelde de hele nacht lang.
- Hij wandelde.
Andere werkwoorden, zoals ‘ontmoeten’, hebben twee open plaatsen. Je moet meedelen dat iemand ontmoet, maar je moet ook meedelen wie iemand ontmoet (ww = iemand ontmoeten)
- Vader ontmoette moeder.
- Op weg naar huis ontmoette ze haar vroegere buurjongen.
Bij werkwoorden als ‘geven’ moeten we drie open plaatsen invullen (ww = iets aan iemand geven). Het is echter mogelijk om in specifieke communicatieve situaties een open plaats leeg te laten.
- Ik geef oma een boek.
- Voor hun huwelijksverjaardag gaven we onze ouders enkele cadeaus.
- Geef jij iets aan het solidariteitsproject op school ?
- Ik geef hun al mijn zakgeld.
- Ik geef nooit iets.
- Ik geef nooit.
Sommige werkwoorden (die met het onpersoonlijke karakter van de natuur te maken hebben) hebben geen open plaatsen. Het onderwerp ‘het’ is hier een ‘loos onderwerp’.
- Het regent.
- Het waait erg hard.