Soorten zinnen
Taal gebruik je om te communiceren. Je probeert je moeder te overtuigen dat het uitje in de stad met vrienden een goed idee is, je stuurt je vriendin een sms'je dat je eraan komt en je entertaint je klasgenoten met een sappig verhaal.
Om al die verschillende communicatiedoelen te realiseren, heb je verschillende soorten zinnen nodig. We moeten een onderscheid maken tussen mededelende zinnen, vragende zinnen, bevelende zinnen en uitroepende zinnen. Hieronder vind je telkens een reeks voorbeelden van de verschillende soorten zinnen.
Mededelende zinnen kunnen dus gewone mededelende zinnen zijn (o + pv), zinnen met inversie (pv + o), ontkennende en bevestigende zinnen.
Vragende zinnen kunnen ja-neevragen zijn, keuzevragen (of-ofvragen), intonatievragen of vraagwoordvragen (beginnend met een vraagwoord als wie, wat, waar, waarom …).
Bevelende zinnen beginnen doorgaans met een imperatief. Soms wordt daar nog een aanspreking (a) voor geplaatst.
Uitroepende zinnen eindigen meestal met een uitroepteken.
- Liesbeth speelt de hele middag op straat.
- De hele middag speelde Liesbeth op straat.
- Ik wil liever niet thuisblijven.
- Mijn moeder vindt jou zeker leuk.
Mededelende zinnen kunnen dus gewone mededelende zinnen zijn (o + pv), zinnen met inversie (pv + o), ontkennende en bevestigende zinnen.
- Wil je een glaasje sojamelk ?
- Wil je sojamelk of geitenmelk ?
- Jij kiest kamillethee ?
- Waarom wil je poedermelk ?
- Wie verkiest kamillethee ?
Vragende zinnen kunnen ja-neevragen zijn, keuzevragen (of-ofvragen), intonatievragen of vraagwoordvragen (beginnend met een vraagwoord als wie, wat, waar, waarom …).
- Ga zitten.
- Maarten, zwijg eens even.
Bevelende zinnen beginnen doorgaans met een imperatief. Soms wordt daar nog een aanspreking (a) voor geplaatst.
- Proficiat!
- Schitterend!
Uitroepende zinnen eindigen meestal met een uitroepteken.